Niets ter wereld boezemt de mens nog zoveel angst in als de dood. Regelmatig wordt in de boeken van Jozef Rulof geschreven en uitgelegd waarom juist de kerken daar schuld aan zijn. Zij spreken immers over een hel en verdoemenis, zij spreken over een God aan wie zij eigenschappen hebben toegekend, die uit hun eigen onbewuste brein kwamen om zo de mensheid onder de duim te houden, door angst in hen te leggen. De kerken kennen de schepping en God niet. Door het lezen van de boeken van Jozef Rulof verdwijnt de angst voor de dood en wordt bewezen, dat dood niet bestaan kan en dat wij niet worden verdoemd. Ook leren deze boeken ons dat wij niet één leven hebben maar miljoenen levens. Dat God alleen liefde is en dat ieder mens, niemand uitgezonderd, door Zijn Rechtvaardigheidswetten via de reïncarnatie in staat wordt gesteld om alles wat hij in al die duizenden levens verkeerd heeft gedaan, weer goed kan en moet maken. Alle mensen die in het verleden, het heden en in de toekomst de aarde bevolkten of nog zullen bevolken, waren/zijn er om goed te maken, wat zij eens misdeden, niet één uitgezonderd. Kortom: niet God is schuld aan onze ellende, want Hij is alleen Liefde, maar wij zijn het zelf!
Zei Christus niet:”Zijn wij niet allen Goden”. De God in ieder mens zetelt in de ziel, aan onze geest zitten al onze vorige levens vast. We zullen weer op die plaats op aarde worden geboren, die ons in staat stelt om hetgeen wij ooit een ander mens hebben aangedaan, weer goed te maken. We zullen hem of haar weer ontmoeten. In het laatste leven op aarde maken we het laatste goed en laten we iets achter, dat voor de gehele mensheid bedoeld is en een bijdrage is aan het geluk.
Daarna gaan we aan Gene Zijde verder om ons de Goddelijke Liefde eigen te maken en uiteindelijk ons doel te bereiken: Het AL, waarin we weer zijn zoals God is.
Een uitspraak van Christus was: “Gij kunt het koninkrijk der hemelen niet ingaan voor gij tot de laatste penning zult hebben betaald.”
De Goddelijke fundamentele Wetten
Er zijn drie Goddelijke fundamentele Wetten: het Vaderschap, het Moederschap en de Reïncarnatie.
Zoals we kunnen lezen in de boeken, is God zowel Vader als Moeder. God wilde dat wij Zijn gehele Schepping zouden leren kennen. Aangezien wij God zijn:”Zijn wij niet allen Goden”, en eveneens de gehele schepping moeten leren kennen, zullen wij in al die levens zowel het vaderschap als het moederschap moeten beleven. Het moederschap is het hoogste op aarde. Zij immers is het, die weer het zoveelste leven geeft aan een mens, om hier op aarde goed te kunnen maken. Het leven dat de moeder zal baren, hoort ook juist in die omgeving thuis, anders was het daar niet geboren. Het heeft met die levens te maken. Dat zijn wetten, die met de reïncarnatie te maken hebben en onfeilbaar werken.
Het moederschap is er voor bedoeld en kan niet anders zijn dan ontvangen.
Het vaderschap is de scheppende kracht. Hij loopt naast de schepping.
Dat het vaderschap een scheppende kracht is, is onder meer te zien aan de grote componisten, zoals Bach, Beethoven, Chopin etc. En aan de grote schilders die de aarde heeft gekend, zoals Rembrandt, Rubens en van Dyck. Heden ten dage vinden we die scheppende kracht onder andere terug in de vorm van meesterkoks.
Maar niet alleen de mens heeft met het vaderschap, het moederschap en de reïncarnatie te maken, ook de gehele dierenwereld. Door de reïncarnatie komen zowel mens als dier in een hogere afstemming.
De wetenschap vraagt zich af, waarom de dinosaurussen zijn uitgestorven. Allerlei theorieën zijn er voor ontwikkeld. Maar het betekent niet meer of minder, dan dat ook deze dieren in een hogere afstemming moesten komen. Het zijn nu onze koeien en paarden. Uiteindelijk evolueren alle diersoorten, behalve de nascheppingen, tot de gevleugelde soort.
Zo evolueert alles omdat dit Goddelijke Wetten zijn.
De verklaring van het waarom van homosexualiteit op aarde, ligt tevens vast aan zowel het vader- en moederschap als aan de reïncarnatie.
Immers, de mens moet de gehele schepping leren kennen en zal daarom vader als moeder zijn.
Daarnaast overheerst het gevoel. Welnu, een man met een vrouwelijk gevoelsleven, meegenomen vanuit vorige levens, waarin hij een vrouw was, zal in dit leven een relatie willen aangaan met een man. Voor de maatschappij zoekt echter de man, de man, maar het is het gevoelsleven van een vrouw, dat een man zoekt. Voor vrouwen geldt dit evenzeer; het gevoelsleven uit vorige levens als man, overheerst in een vrouwelijk lichaam. Voor de maatschappij echter zoekt de vrouw de vrouw, maar het is het overheersende mannelijke gevoelsleven, dat een vrouw zoekt als partner.
Hans Roesink