Het was in 1952, enkele maanden voor zijn stoffelijk heengaan, dat Jozef Rulof voor het eerst een serie artikelen liet plaatsen in het “Heemsteedse Nieuwsblad”, het blad, waaruit later de Europese Heraut voortkwam. Deze artikelenserie, die in slechts korte tijd aangroeide tot een omvangrijk werk, een temperamentvol meesterlijk college over de Goddelijke Wijsbegeerte, toegelicht en getoetst aan het hedendaagse leven van mens en maatschappij, verscheen onder de titel: “2000 jaar Menselijke Ontwikkeling” door… Marja Radjany!
Dus – Marja Radjany was een pseudoniem voor Jozef Rulof.
Toen het eerste artikel verscheen (september 1952), bracht de redactie een korte inleiding en verklaarde:
“Marja Radjany heeft jaren in het verre Oosten doorgebracht en daar een hoge graad van geestelijke ontwikkeling beleefd en aanvaard. Thans brengt hij een verder leven in Holland door. Als een hoge uitzondering is ons blad in staat gesteld een artikelserie van zijn hand te verkrijgen en velen zullen met aandacht hiervan kennis nemen…”
Gezien de grote belangstelling die deze bijzondere publicaties hebben ondervonden, zijn de verwachtingen van de redactie inderdaad niet teleurgesteld. Maar, het lijkt ons nu toch noodzakelijk, om op dit pseudoniem – dat in wezen geen pseudoniem was – nader in te gaan. Het is hier in het belang van de krant, van ons werk, en het wordt ook voor onze lezers duidelijker en voorkomt misschien verkeerde veronderstellingen. Want de auteur Jozef Rulof – de “ingewijde” – maakte daarbij gebruik van één van zijn vorige levens, in het Oosten doorgebracht, en het zal u bij het lezen dezer, voor een breder publiek bestemde artikelen, wel duidelijk worden, waarom hij de “Oosterling” liet spreken, en niet het bekende schrijvers- en schildersmedium Jozef Rulof uit Den Haag!
Deze hartstochtelijke pleidooien brengen een climax der REDE, die u niet zo gauw weer zult ontmoeten; ze zijn fel en meedogenloos, als zij op de tekortkomingen en gedragingen van de huidige mens en zijn maatschappij ingaan, maar ze zijn ook van een positief bezielende kracht, van een onbekende dynamiek, als de Oosterling, de ingewijde, aan het woord is om het mensdom op te trekken in de liefdesleer van Christus, in het denken en voelen van een kosmisch bewuste.
Voor deze confrontatie leende zich het leven en denken van de Oosterling beter, dan “het profeetschap in eigen land”! Waarheid geachte lezer, ook dat wijst op een masker, op een der vele kleinzielige en bekrompen karaktertrekken van onze maatschappij. Jozef Rulof was geen doctor in de letteren, geen professor, geen ridder in de orde van… maar was slechts een “ingewijde”, een graad dus, een universele graad, waarvan slechts de Ruimte haar diepe betekenis kent en aanvaardt. Mogen de navolgende woorden van de Oosterling Marja Radjany u overtuigen van zijn “Recht op de Rede”, als hij u vraagt: Wat wilt gij, mens der Aarde beginnen? Waarheen voert uw weg?”, en hij vervolgt dan:
In de Himalaya kreeg ik het eerste contact te beleven voor mijn ziel, mijn geest en persoonlijkheid. Vandaar trok ik verder kreeg mijn tweede aanraking te zien in Tibet, bij hen, die het “weten” bezitten en kon ik beginnen om vragen te stellen. Daar, hoog in de bergen, leefden zeven mannen bijeen – afgezonderd van de massa, zichzelf dienende of wel de mens, de mensheid, waarvoor, zoals zij het mij vertelden, zij dachten, leefden, een taak volbrachten. De opperste, hoogste gevoelsgraad van deze zielen, was een man van ongeveer zeventig jaar, de Meester, de bewuste, de gevleugelde, zoals de anderen mij gaven en ik kreeg te aanvaarden… die telkens weer, wanneer voor hem de boodschap kwam – zich neerlegde, uitging, uitging door een andere, grote macht, die de mens nog niet kent en nu, vrij van zijn organisme, reizen maakte waardoor hem het leven voor zichzelf en het leven van God werd verklaard. En dat volgden zij reeds dertig jaar, alleen daar in de bergen, tot éénheid gekomen met Moeder Natuur… een ruimtelijke éénheid, die alles bezat, het voedsel voor de ziel, de geest, de geboorte en het sterven van en voor de mens, kortom alles, voor elke godsdienst het weten bezat, verstoffelijkte.
Mijn eerste vraag luidde: mag ik hier blijven om vragen te stellen? Ja zeker, was het antwoord, doch begint te denken. Wij zullen U leren hoe te moeten denken. En nu waarde lezer, mijn eerste schrik.
“Denkt, doch vrij van al de bestaande, stoffelijke wetten, wetten, die door de mens werden geschapen, doch die geen bestaansmogelijkheid bezitten.” Ik vroeg onmiddellijk: welke zijn dat ?
“Wel… was het antwoord… luister… In de eerste plaats ben ik het, de jongste van allen in deze leer – de Goddelijke Wijsheid – die U voor uw, dit leven, moet antwoorden, hebt gij dit van mij verwerkt, dan kunt U het woord van de anderen ontvangen. De mens spreekt over verdoemdheid, over doodgaan, doch wij hebben moeten aanvaarden, dat er geen verdoemdheid is, noch van doodgaan is geen sprake! Er is geen dood! Heel de mensheid heeft het over sterven, noch immer is de ziel, noch de geest voor al het leven van God, gestorven, dat bestaat niet in zijn ruimten en wil zeggen, dat wij een rechtvaardige “God” mochten leren kennen en deze is “Liefde” gebleven!”
Ik vroeg” “En dat is te bewijzen?” “Ja zeker, niet alleen dat, doch wij hebben die fundamenten reeds jaren terug, gelegd. De Bijbel begint met fantastische gezegden, ook voor Mohammed geldt dat, waar wij ook zagen en luisterden, daar spreken de mensen over onwaarheden, een bewijs, dat de mens zijn God nog niet kent. Die bewijzen werden door de Meester ontvangen! Ze werden beleefd, achter dit stoffelijke leven bevindt zich de geestelijke, de oneindige, de eeuwigdurende wereld, waar de mens leeft en verder gaat, totdat den mens, man en vrouw zijn hoogste stadium heeft bereikt, en nu vanzelfsprekend het “AL” moet zijn.
“En dat weet U?”
“Wij zijn zover, die fundamenten werden gelegd, wij kregen die bewijzen door de Meester en konden wij als gij thans doet, onze vragen stellen. Op deze manier, hebben wij, al het bestaande op Aarde kunnen volgen en mogen ontleden, zodat wij nu kunnen zeggen: Wij kennen onze God en de “GOD” voor al het leven, de God van ’t Universum en de anderen door Hem geschapen! Wat is nu ziel, geest, gevoel, wat zijn geestelijke werelden, wat zijn hellen en hemelen, wat is de wedergeboorte, waardoor leven de Volkeren der Aarde en wat willen al die Volken beginnen? Waardoor schiep God de ziekten, de waanzin, krankzinnigheid, de psychopathie, de melaatsheid, ga verder! Waarom? Wij kregen antwoord, het “weten”, dat niet God die ellendige zaken heeft geschapen, doch de mens, de psychopathie bovendien, kortom al de narigheden, waardoor de mens tijdens zijn stoffelijke bestaan geslagen werd, mismaakt werd, al die onmenselijke zaken kregen een ander licht en konden wij weer verder!”
“Hoe diep hebt U de wetten van God mogen aanboren?”
Het antwoord kwam en ik kreeg te horen: Er zijn voor dit Universum geen vragen meer, die wij niet hebben gesteld en wij kregen het antwoord.”
“Hebt U dit alles vastgelegd?”
“Ja zeker, de eerste boeken, indien U het zo wilt zien, liggen gereed. Geen woord is er verloren gegaan, wij hebben die taak volbracht doch de tijd zal bepalen wanneer de mensheid het “weten” zal ontvangen ook dat ligt in de handen van de Meesters.”
“Is uw voelen en denken alleen voor het Oosten?”
“Neen, het omvat de Aarde, de mensheid, geloof me, wij, als Oosterlingen hebben “Christus” moeten aanvaarden, het bevel van het hoogste waarvoor wij dienen of wij hadden geen verder contact mogen genieten.”
“Dus toch?”
“Uw – dus toch – is vanzelfsprekend!! Hij is het allerhoogste voor dit Universum en de andere werelden, die door Zijn leven en weten verdicht. Ik denk nu Universeel, dus kosmisch, doch kan terugkeren tot uw denken en voelen en betreden wij het leven van de mens op aarde, de Universiteiten, geloof mij, al de kunsten en wetenschappen.”
“Wat zal ik doen, kunt U mij raad geven?”
“De Meesters aanvaarden geen adepten meer, wij zijn zo ver gekomen, dat dit niet meer nodig is. Maakt U hier gereed voor het Westen, voor het Oosten, voor de mensheid, leer hier hoe te moeten denken en gij kunt verder gaan. Daarvoor krijgt gij onderricht, besteedt uw jaren hier voor die ontwikkeling en stelt uw vragen, mediteert… dag en nacht, wij zullen U daarbij helpen en uw leven dienen.”
Lezer… twintig jaar, van geheiligd één-zijn gingen er voorbij, Dag en nacht werden mij de vragen beantwoord, kreeg ik mijn ruimtelijke voedsel te beleven, Meester na Meester gingen heen en betraden hun geestelijke ruimten. Niet één uur, na hun stoffelijke heengaan, of wij waren één met hun gevoelsleven, hun persoonlijkheid, zij konden zich verbinden en éénmaken met ons, zoals dat – gelooft het – ook het oude Egypte heeft gekend, een éénzijn van mens tot mens, van ziel tot ziel, gevoel tot gevoel, een Goddelijk contact voor mens, dier en al het leven van de Aarde, wij leefden in die éénheid en gaven ons aan die geheiligde wetten volkomen over. Toen ik dat alles had mogen ontvangen, vertrok ik, reisde terug, bezocht ’t Westen, leerde er en begreep eerste toen, hoe onbewust de massa nog is. Al die jaren moest ik zwijgen! Tot nu… Thans is dat ogenblik gekomen!
Europese Heraut 2e jaargang nummer 43. 1 juni 1955