In het artikel: Het Ontstaan van
het Heelal, de microkosmos, hebben wij verteld, hoe het
allereerste menselijke leven is begonnen om uiteindelijk het
lichaam te krijgen, zoals we dat nu kennen.
Maar God, als Openbaring van de Albron heeft ons nog meer
meegegeven. Hij heeft een gevoel in ons gelegd. Dat gevoel willen
wij hier in zijn totaliteit weergeven.
Na lezing hiervan zal het eenieder duidelijk zijn, dat God aan de
ellende op de wereld en in het persoonlijke leven geen enkele
schuld heeft, maar dat wij het zélf zijn, omdat wij een eigen
wil hebben gekregen
Dat is tevens de symboliek van het Adam- en Evaverhaal. De eigen
wil heeft hen uit het paradijs geslingerd.
Bij het ontstaan van de mensheid
Toen God Zichzelf deelde,
Zichzelf wegschonk, Zich in miljoenen deeltjes splitste, waaruit
wij mensen groeiden, geschiedde dit met een vast doel. God wilde,
dat wij, Zijn Leven, de ene evolutie na de andere zouden volgen,
graad na graad zouden beleven om ons Zijn heilige wetten eigen te
maken. Zijn wil was het, dat we ons van heel Zijn schepping
bewust zouden worden.
Om ons dit mogelijk te maken schiep Hij ons, man en vrouw, naar
Zijn beeld. In de man en de vrouw legde Hij Zijn Goddelijke kern,
Zijn eigen afstemming, Zijn Goddelijk gevoel. In hun handen legde
Hij Zijn Heelal, het stoffelijke en astrale universum. In hen
kreeg het wonder, dat God is, gestalte en bewustzijn. Hoe kwamen
deze twee mensen nu tot leven? Hoe was de ontwikkeling van man en
vrouw?
Aan deze zijde leerden wij het antwoord op deze vragen kennen.
Hier, in het bezit van hoger geestelijk bewustzijn en levend in
een hemel, een bestaanssfeer, is tot ons gevoelsleven
doordrongen, hoe wonderbaarlijk Gods schepping is. De meesters
aan deze zijde toonden haar ons en zo konden we de eerste drie
kosmische graden in bezit nemen.
Mijn meester Alcar heeft het ontstaan van de schepping en de
evolutie van mens, dier en universum beschreven in drie boeken,
getiteld: “Het ontstaan van het heelal”, die hij door
het instrument, waardoor ook ik thans schrijf, aan de wereld
heeft geschonken. Ik zal deze stof dus straks heel in het kort
behandelen en ik verwijs u naar de boeken van mijn meester, als u
uitvoeriger ingelicht wilt worden.
Toen de meesters ons de beginstadia van de schepping toonden,
verbonden ze ons tevens met het ogenblik, waarop God als een
Vader van liefde tot Zijn schepselen sprak.(**) Voordat wij als
cellenleven aan onze eerste evolutie begonnen, schonk Hij ons
Zijn heilige zegen. God legde toen in ons:
“Mijn Eigen Leven.
Ik spreek tot u als uw God, als uw Vader en Moeder, als uw
Oppermacht Mijn kinderen, Ik schiep u als man en vrouw. Aanstonds
zult gij aan uw leven beginnen. Gij zult steeds verder en hoger
moeten gaan om in al Mijn wetten te ontwaken en te worden als Ik
ben. Gij zult daartoe leven en sterven. Daarna keert gij terug
naar het onzichtbare leven, waar u afwacht en u zich gereed maakt
voor het nieuwe organisme, dat Ik voor u schep. Een dood is er
niet!
Wat Ik voor u schiep, is oneindig en behoort u toe. Door Mijn
wetten te beleven zult gij Mij en Mijn schepping leren kennen. U
bent slechts een vonk van Mij en van het machtige geheel, waarin
Ik leef, niettemin zijt gij Goddelijk. Ik zal u volgen, Mijn
kinderen, en zo nodig uw wegen verlichten. Ook al ben Ik voor u
onzichtbaar, Ik weet waarheen gij gaan zult en kan Mij met uw
levens verbinden. En gij zult Mij kunnen zien en betasten, maar
dan zal er liefde in u moeten zijn. Volgt Mijn wetten op en gij
zult in vrede en rust uw levens beleven.
Hebt al Mijn leven lief, zoals ook Ik u liefheb. Gaat nu als man
en vrouw door Mijn wetten, weet echter, dat gij in beide lichamen
zult leven, want alleen hierdoor zal het Goddelijke ontwaken in u
kunnen komen. Vele lichamen zal Ik voor u scheppen en deze zullen
u dienen.
Ik leg Mijn oneindigheid in uw handen, Ik schiep alléén geluk
voor u. Maar treedt Mijn leven tegemoet, zoals Ik u tegemoet
treed. Mijn zegen hebt gij thans ontvangen.
Nimmer behoeft gij te denken, dat Ik er niet ben. U bent één
met Mijn leven en niets kan ons eenzijn verbreken. U zult Mij
steeds kunnen voelen, gij moet Mij echter in liefde benaderen.
Hebt Mijn ruimte en al het leven daarin lief. Weest eerlijk en
oprecht jegens elkander en draagt elkander, bewust in uw voelen
en denken. Ik ga naast u!
In biljoenen vonken splitste Ik mij. Doet als Ik en
vermenigvuldigt u, geeft andere vonken het leven. Dáártoe zijt
gij vader en moeder, zó zult ge worden als Ik ben.
Dat, wat Ik voor u geschapen heb, moet u zich eigen maken. Ik wil
daarom dat ge steeds het goede zoekt. Wie Mij en Mijn leven niet
liefheeft, zal moeten beleven, dat Mijn wetten tot hem of haar
niet spreken. Die levens staan dan stil. Weet, dat Ik geen
uitzondering kan maken, want Ik heb u állen lief. De stoffelijke
en geestelijke schatten in de ruimte zult gij rechtvaardig
verdelen. Zorgt, dat ge u niet vergrijpt aan het bezit van
anderen, want dan zijt ge in opstand met Mijn wetten en verliest
gij Mij.
Door Mijn wetten zult ge evolueren. Om u verrijst het universum,
Mijn en uw Huis, waarin Wij eeuwigdurend één zullen zijn. Weet
Mijn kinderen, Ik schenk u alles van Mijzelf.
Vraagt Mij nimmer tot u te komen als ge duistere wegen bewandelt,
want ik gaf u een eigen wil! Weet, dat Ik leed noch smart schiep.
Wie voor Mij leeft, zal Mij bezitten Gij zult Mij als uw God, als
uw Vader en Moeder leren kennen. Ik ben en blijf… LIEFDE!”
Meester Zelanus
Volkeren der Aarde, 3e druk Hoofdstuk 1
(**) Het woordje “sprak”
dient niet letterlijk te worden genomen. Hiermee wordt bedoeld
van gevoel tot gevoel, waarbij geen woorden nodig zijn.
God heeft nooit, zoals wij, gesproken.
Hans Roesink